Gelegenheidsroker. Zo noemde ik mijzelf. En dat klopte ook redelijk. Het probleem was dat de gelegenheden steeds talrijker werden en de ‘rookintensiteit’ van die gelegenheden ook groter werd. Met andere woorden: vaker roken, en meer sigaretten per ‘sessie’. Ik hanteerde wel een aantal vuistregels: niet waar de kinderen bij zijn, en niet in huis. En niet bietsen, gewoon grote jongen, eigen sigaretten kopen. “Niet waar de kinderen bij zijn” hield dus ook in: niet op verjaardagsfeestjes, niet op vakantie etc. En dat ging me eigenlijk heel goed af. Het leek mij goed te lukken om ‘situationeel’ behoefte te hebben. Als ik op vakantie was had ik ook echt daadwerkelijk geen behoefte om te roken, het kwam gewoon niet bij me op.
Zoals je misschien merkt praat ik in verleden tijd. Waarom? Continue reading